zondag 7 juli 2013

Gabriele D'Annunzio en Napels

‘ALS EEN VOORTVLUCHTIGE IN EEN TIJDELIJK VERBLIJF’:  GABRIELE D’ANNUNZIO IN NAPELS

Visconti’s speelfilm L’Innocente (1976) start met een hand die de eerste bladzijden openslaat van de gelijknamige roman van Gabriele D’Annunzio. Vaag flitst een opdracht voorbij: ‘Alla Contessa Maria Anguissola Gravina Cruyllas di Ramacca questa libra è dedicata’. De kijker treedt dan binnen in een Italiaanse aristocratische fin-de-siècle wereld van hartstocht en leegte; de opera-achtige slotscène waarin een behaagzieke vrouw na de zelfmoord van de held verward een tuin in vlucht, behoort wat mij betreft tot de mooiste uit de filmgeschiedenis.
     Toen D’Annunzio’s roman L’Innocente in 1892 in Napels verscheen, was de opdracht aan de gravin verre van neutraal. Deze woorden speelden een rol in een schandaal waarin D’Annunzio en zij verwikkeld raakten en dat de Napolitaanse beau monde van die tijd danig moet hebben beziggehouden.

Gabriele d’Annunzio (1863-1938), schrijver, minnaar, stuntman. Dat zijn biografie onnavolgbaar met zijn werk is verweven, blijkt ook weer uit zijn Napolitaanse jaren. Hij heeft al een hele literaire carrière in Rome achter de rug als hij op 29 augustus 1891 in Napels aankomt. Op de Via Partenope neemt hij zijn intrek in Hotel Vesuvio. Vaste plannen lijkt hij niet te hebben. Maar aan enige verandering is hij wel toe: zijn Milanese uitgever Treves heeft net zijn nieuwste roman L’Innocente  geweigerd, omdat hij het een immoreel boek acht. Het manuscript van negenhonderd bladzijden heeft D’Annunzio dan ook in zijn bagage. In Rome wordt hij bovendien weer eens achternagezeten door schuldeisers. D’Annunzio leeft dan al niet meer bij zijn vrouw (van wie hij nooit officieel scheidde) en kinderen. Zijn grote liefde is al sinds 1887 de Romeinse Elvira Leoni die hij heeft herdoopt tot Barbara. Zij is een befaamde schoonheid over wie D’Annunzio’s weduwe op hoge leeftijd in een interview heeft verklaard: ‘Er waren in heel Rome geen mooiere ogen dan die van Barbara Leoni.’ Barbara leeft zonder veel eigen middelen bij haar ouders die willen dat ze terugkeert bij de echtgenoot die ze heeft verlaten. Ze kan zich moeilijk van haar ouderlijke omgeving losmaken: een omstandigheid die een man als Gabriele vermoeid zal hebben.
     De Napolitaanse literaire wereld neemt D’Annunzio enthousiast op. […] Maar er is natuurlijk meer: in Napels ontmoet hij de Siciliaanse prinses Maria Gravina Cruyllas di Ramacca, moeder van vier kinderen, met wie hij eerder die zomer in Francavilla heeft kennis gemaakt. […] Een adellijke dame met een passende exotische naam als opvolgster voor de burgerlijke Barbara – dat moet D’Annunzio, zelf van provinciale, burgerlijke komaf, wel hebben aangesproken. […]
     Wat was Napels voor D’Annunzio? Een tijdelijke concessie, een hoek waar hij zich even kon verbergen, maar waar het lot hem langer vasthield dan hij moet hebben gedacht. Eigenlijk waren al zijn verblijfplaatsen tijdelijke concessies aan uiterlijke omstandigheden, alvorens hij, jaren na de Tweede Wereldoorlog, zijn  eigen museum Il Vittoriale aan het Gardameer betrok. Uiteindelijk is hij evenmin een Romein als een Napolitaan geweest. De Napolitaanse episode wekt de indruk dat hij de spanning van liefdesbedrog, verhuizingen en geldzorgen eenvoudig nodig had om flink aan het werk te kunnen. Een grote rijkdom zou hem in die jaren niet hebben gered, omdat hij – de man van Perzische tapijten, rozen en champagne – die er toch weer doorheen zou hebben gejaagd. Dat D’Annunzio helmaal niet uit was op burgerlijke stabiliteit blijkt uit zijn brief aan Barbara van 20 juni 1892:

Om je te laten lachen geef ik je twee berichten: de nieuwe minister van onderwijs heeft ,me overladen met officiële onderscheidingen: ik ben cavaliere di S. Maurizio en professore!!! Wat vind je daarvan!
     Als we eens naar een provinciestad gingen om onderwijs te geven? Zou je dat leuk vinden? In Siena, in Ferrara bijvoorbeeld, in een stad waar het gras groeit over de straten…

D’Annunzio heeft Barbara nog gevraagd hem zijn brieven terug te geven. Dat heeft ze niet gedaan. Hierdoor heeft ze de brieven van een vermoedelijke vernietiging gered. Jaren later, toen ze om geld verlegen zat, heeft ze haar hele D’Annunzio-collectie verkocht aan een verzamelaar. Op deze manier is ook het exemplaar van de eerste Napolitaanse druk van L’Innocente  boven water gekomen dat D’Annunzio aan Barbara heeft geschonken, hoewel de opdracht aan Maria Gravina – en niet aan haar – haar wel moest krenken. Barbara wist blijkbaar al van die opdracht, want ze schijnt het boek nooit te hebben opengesneden.

Jan Paul Hinrichs

| Fragmenten uit een artikel dat eerder verscheen in Napoli! (samengesteld door Jan Paul Hinrichs), Amsterdam: Bas Lubberhuizen, 2002, pp. 144-146, pp. 154-155. Het hele artikel beslaat pp. 144-155.